Wat doen de Hunnen hier?
Taalfouten zijn vaak een grote bron van ergernis. Vorig jaar stemde de meerderheid van de deelnemers aan de verkiezing ‘Weg met dat woord! van het Instituut voor de Nederlandse Taal het onjuiste gebruik van me weg (me moeder). Nu bij de uitslag van 2016 volgt het vergelijkbare hun (hebben) op de tweede plaats. “Grammaticaal fout”, “afschuwelijk Nederlands” en “ik weet dat taal dynamisch is maar ik gruwel bij de gedachte dat ‘hun hebben’ dadelijk de norm gaat worden” luidt het commentaar.
Van de circa 22.000 deelnemers aan de verkiezing ‘Weg met dat woord!’ stemde 30% dit jaar op hun (hebben). In 2017 willen we het gebruik van ‘hun’ als onderwerp niet meer horen. Veel mensen vinden een zin als ‘Hun hebben dat gedaan’ in plaats van ‘Zij hebben dat gedaan’ verschrikkelijk. Net als mijn geschiedenisleraar lang geleden die dan steevast vroeg: “Wat hebben de Hunnen hiermee te maken?”
OK, geen ‘hun’ meer dus als het ‘zij’ moet zijn. Maar weet u ook wanneer het geen ‘hun’ maar ‘hen’ moet zijn?
Ik vat hieronder de algemene regels voor het gebruik van ‘hen’ en ‘hun’ samen.
Gebruik het persoonlijk voornaamwoord hen in de volgende gevallen:
- Na een voorzetsel. Bijvoorbeeld: ‘Ik geef het boek aan hen’; ‘Ik deed het voor hen’; ‘Ik krijg het van hen.’
- Als lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld: ‘Ik bekijk hen’; ‘Hij ontslaat hen’; ‘Zij mijdt hen.’ Een goed controlemiddel: als je de zin lijdend maakt (met worden), verandert hen in het onderwerp zij (‘Ik bel hen/hun op’ – ‘Zij worden opgebeld’ – dus ‘Ik bel hen op’).
Gebruik het persoonlijk voornaamwoord hun als het een meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel voor staat. Je kunt er dan vaak wel een voorzetsel bij denken (bijvoorbeeld aan, voor, bij of volgens) of een voorzetselgroep (met betrekking tot, ten aanzien van e.d.). Voorbeelden:
- Ik geef hun het boek. (hun = ‘aan hen’)
- Hij schonk hun een kopje koffie in. (hun = ‘voor hen’)
- Hij rookt hun te veel. (hun = ‘volgens hen, wat hen betreft’)
Bron: https://onzetaal.nl/taaladvies/hun-hen